Bevolkingsregisters, algemene principes

De wet bevat twee principes betreft de wijze waarop de bevolkingsregisters accuraat moeten gehouden worden.

Ten eerste bepaalt de wet dat iemand die zijn hoofdverblijfplaats wijzigt, daar aangifte van moet doen binnen acht werkdagen nadat de nieuwe woning werd betrokken, dit op de wijze die bij koninklijk besluit wordt bepaald. Vooraf een aangifte doen heeft in theorie geen zin, aangezien op dat ogenblik nog niet vastgesteld zal kunnen worden dat men daar zijn hoofdverblijfplaats al gevestigd heeft. Onze ervaring bij VZW Ons Centraal Maatschappelijk Welzijn heeft geleerd dat in de praktijk een voorafgaande aangifte wel degelijk bepaalde voordelen kan hebben voor de betrokkene.

Het KB bepaalt ook de regels over de wijze van de woonstcontrole: louter de aanvraag tot inschrijving in de bevolkingsregisters op basis van de aangifte van een burger volstaat immers niet voor wat betreft de doorvoering in de registers; de aangifte van de betrokkene moet naar Belgische recht door de politie steeds gecontroleerd worden in de feiten. De Belgische overheid bepaalde dat dergelijke controle door politie dient plaats te vinden binnen de acht werkdagen, dit is echter de theorie. In de praktijk primeert voor de overheid de kwaliteit van het woonstonderzoek op de duurtijd. Je hebt als burger aldus weer geen verhaal indien het woonstonderzoek en de daaruit eventueel volgende doorvoering in de rijksregisters op zich laat wachten. Niet alleen is de duurtijd en doortastendheid van het woonstonderzoek een grote X-factor, ook de discretionaire bevoegdheid van de betrokken ambtenaren kunnen de burger een nieuwe visie geven op het begrip ‘civil servant’.

Ten tweede bepaalt de wet dat bij moeilijkheden of betwistingen in verband met de bepaling van het hoofdverblijf de minister van Binnenlandse Zaken bepaalt waar het hoofdverblijf van de burger zich bevindt, indien nodig na een onderzoek ter plaatse door een regionale afgevaardigde.

Na de beslissing van de minister (of zijn gemachtigde) is nog een beroep tot schorsing en/of vernietiging bij de Raad van State mogelijk. Mooie theorie natuurlijk, tot je als burger in dit vaarwater zit… In de praktijk kan dergelijk procedure & rechtsgang binnen de Belgische justitie makkelijk maanden tot zelfs jaren aanslepen, zeker voor wie afhankelijk is van een sociale uitkering is heel dat gedoe een maatstaf voor niets, dat weten de betrokken ambtenaren natuurlijk ook…

Tegen de tijd dat de burger beseft dat z’n verzet hoe dan ook uiteindelijk toch van tafel wordt geveegd is de burger reeds lang gemarginaliseerd. Ons advies bij VZW Ons Centraal Maatschappelijk Welzijn, houd u als burger niet mee bezig met dergelijke energie & tijd verslindende onzinnige procedures tegen de overheid, er zijn andere mogelijkheden die uw probleem op te lossen. In een rechtssysteem zoals in België is je bezwaar of verzet als burger tegen een beslissing van de bevoegde ambtenaren in het beste geval zinloos, in het slechtste geval een verlies van uw levensvreugde en geld.

Strafrechtelijk en strafprocesrechtelijk, verzwarende elementen

De opsporing van het misdrijf domiciliefraude of het ermee samenhangende misdrijf verloopt volgens de algemene principes van het straf(proces)recht. In tegenstelling tot het bestuursrecht werd op het vlak van het straf(proces)recht wel een regelgeving uitgewerkt die een algemeen kader schetst: het Strafwetboek van 8 juni 1867 en het Wetboek van Strafvordering van 17 november 1808.

Wanneer de domiciliefraude samengaat met sociale fraude (verhoogde uitkeringen of sociale voordelen) zijn ook dit ernstig verzwarende elementen, zal de domiciliefraude samen met de sociale fraude onderzocht en geverbaliseerd kunnen worden omdat de instellingen van de sociale zekerheid hierbij ernstig worden benadeeld, evenals het maatschappelijk weefsel en het draagvlak voor de sociale uitkeringen komt onder ontoelaatbare druk te staan.

Er kan een strafklacht worden neergelegd tegen diegene die zijn registratie neemt buiten de hoofdverblijfplaats, dit wegens bedrieglijke organisatie van onvermogen. Dergelijke strafklacht komt meestal tot stand op vraag van een ex-partner omwille van bijvoorbeeld alimentatie achterstand, of een andere schuldeiser.

De macht en het optreden van politiebeambten die de onderzoeken voeren wordt in grote maten beheerst door de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S. 22 december 1992.

De strafrechtelijke vervolgingen dienen steeds te verlopen volgens de regels van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), vooral artikel 6 (recht op een eerlijk proces), maar binnen de Belgische justitie blijft het EVRM dode letter des wet natuurlijk, in de praktijk komt dit erop neer dat, tenzij men de nodige relaties heeft, men als burger geen schijn van kans op een eerlijk proces heeft binnen een land als België. Nogmaals, tenzij men beschikt over ruime financiële middelen of de juiste relaties ter lobby binnen politiek & magistratuur. Hebt u niet de nodige financiële middelen of relaties dan bekomt u volgens toepassing van het gewoonterecht en na het doorlopen van een uithongering procedure uiteindelijk niets. Een burger die nog niet is uitgeput na elke rechtsgang binnen België kan met zijn laatste hoop vooruitzien op het Europees Hof te Straatsburg. Hier te Straatsburg gaat de vraag om rechtspraak afgewezen worden dankzij de gedetacheerden vanuit Brussel, u als burger bekomt een standaardbrief vanuit Straatsburg die verwijst naar Art. 34 & Art. 35. Buiten wijsheid en frustratie gaat men als burger verder niets constructief bekomen.

Politiestaat, bestuursrechtelijk administratieve maatregel

De registratie in de bevolkingsregisters of het wachtregister dient, volgens de Belgische overheid, tot doel de bevolking te kennen en meer bepaald de identificatie te vergemakkelijken van de personen die op het grondgebied verblijven.

In tal van Europese landen primeert voor de overheid de communicatie tussen hun instanties en de burger. In de meeste EU-landen geniet de burger het vertrouwen van de overheid wat betreft het zich registreren en aanspreekbaar stellen met derden. De Belgische overheid ziet dit totaal anders, hier geniet de burger het wantrouwen van de overheid, binnen België acht de overheid het opportuun om registratie en communicatie met de burgers onder toezicht en controle te plaatsen van politie, dit conform de principes van een politiestaat.

Aangezien de vaststelling van een burger zijn hoofdverblijfplaats, het ambtshalve wijzigen van een burger zijn inschrijving in de bevolkingsregisters een administratieve maatregel is valt deze onder het algemeen regime van het bestuursrecht.

In tegenstelling tot sommige buurlanden (bv. Nederland) bezit België geen algemene wet bestuursrecht waar alle algemene principes van het bestuursrecht werden verzameld. Het bestuursrecht verloopt in België via specifieke wetten (bv. de wet van 29 juli 1991 over de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, B.S. 12 september 1991), de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals erkend door de rechtspraak (bv. het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het redelijkheidsbeginsel, …) en andere regels die voortvloeien uit de rechtspraak van (vooral) de Raad van State.

Volgens de federale wetgever zijn de gemeenten en hun lokale politie hier bij uitstek geschikt om de burgers te controleren omdat de lokale politie ‘dichter bij de burger staat’. Parl. St. Senaat 1990-1991, nr. 1150/1,5. De ambtenaar binnen de politie die hiervoor wordt op pad gestuurd door de overheid is de zogenaamde wijkagent. De middelen die deze ambtenaar mag aanwenden inzake woonstonderzoek zijn in de ons omliggende landen ongezien. Binnen andere topics van deze website gaan we hier dieper op in.

Link: Gent voert strijd tegen domiciliefraude

Volgens de Belgische overheid zou het ‘kennen van de burgers’ en het ten alle tijden weten waar elke burger aan te treffen is het belang dienen van zowel de burger als de overheid. De gekende hoofdverblijfplaats van de burger is voor de Belgische overheid zeer bepalend bij tal van rechtshandelingen. De burgers die niet ingeschreven staan in de bevolkingsregisters worden door de overheid gelijk gesteld met het administratief niet bestaan, de betrokkene is voor de overheid burgerlijk dood. Het controle organisme van de Belgische staat is zodanig geconstrueerd dat het niet geregistreerd zijn voor de burger zeer veel verstrekkende negatieve gevolgen heeft.

Zo zal een gebrek aan registratie in de bevolkingsregisters de betrokken burger in theorie de mogelijkheid ontnemen om bij vaderschap het pasgeboren kind te registreren, in het huwelijk te treden, een rijbewijs op te halen, een identiteitskaart aan te vragen, OCMW-steun aan te vragen, andere sociale uitkeringen te bekomen, een sociale woning aan te vragen, stemrecht uit te oefenen. (Artikel 8 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet van 8 juli 2011), enz…enz…

De inschrijving in de bevolkingsregisters houdt niet automatisch een toelating of goedkeuring in om zich op die plaats te vestigen wel geeft het een indicatie en kan het een oordeel vormen betreft de gezinssamenstelling of het samenwonen met meerdere personen. De burger kan in theorie op elk moment zijn hoofdverblijfplaats wijzigen, hij moet hiervan telkens aangifte doen bij de overheid.

De inschrijving in de bevolkingsregisters is dus een administratieve maatregel met verstrekkende gevolgen waaruit de hoofdverblijfplaats van een persoon of een huishouden kan blijken. Het belang van een registratie is moeilijk te overschatten maar of de registratie noodzakelijkerwijs in belang van de betrokkene, zoals de Belgische overheid het meestal voorop stelt, dient tot stand te komen daar waar zijn bed en privacy wordt genoten dat is dan weer een andere zaak natuurlijk.

Interesse in onze diensten?

Neem met ons contact op via ons contactformulier en we kijken of u in aanmerking komt voor onze diensten.