Belgen zonder registratie –overgeleverd aan de instanties

Zoals het behoort binnen een beschaafde maatschappij met culturele waarden, worden mensen met problemen soms tijdelijk opgevangen door vrienden of familie. Sommige krijgen slaapplaats, wasgelegenheid en zo nu en dan mag men meezitten aan tafel. Gelukkig weten de meeste die hulpverlenen aan vriend of familie inmiddels ook wel dat wanneer zij een schuldenaar in huis nemen en deze hulp behoeftige zijn registratie bij hen op hun woning neemt, zij als verstrekker van onderdak en bed geconfronteerd kunnen worden met beslag op hun volledige inboedel en dus niet alleen op datgene wat in de slaapplaats van de schuldenaar staat. Met barmhartig Samaritaan gedrag kan men wat tegenkomen….

Beslag op roerend goed kan immers heel eenvoudig worden gelegd op de plaats van registratie, de woonplaats van de schuldenaar. Om die reden zullen behoeftigen met problemen en schulden zelden of nooit hun domicilie adres nemen op de verblijfplaats/woonplaats bij de barmhartig Samaritaan die hen opvangt en hulpverleend. Het beslagbaar zijn van de goederen op de locatie waar de schuldenaar zijn registratie heeft is een perverse uitwerking van artikel 2279 B.W. stellende dat het bezit geldt als titel van eigendom van de bewoner van een woning. In het beslagrecht wordt geacht dat alle bewoners de eigenaar zijn van al hetgeen wat daar staat.

In de praktijk wordt vaak beslag gelegd op de volledige inboedel van de barmhartig Samaritaan die hulp en onderdak verleent, dit als er registratie werd genomen door de schuldenaar. Vaak omdat de schuldenaar eerder zelfs niet op de hoogte was van het hangende probleem of omdat de schuldenaar buiten zijn weten om door de bevolkingsdienst van ambtswege werd geregistreerd nadat de wijkagent verslag uitbracht van ‘een nieuwe bewoner’ in de wijk. (Zie inschrijving van ambtswege)

Deze vrienden of familie worden als barmhartig Samaritaan dan met de rug tegen de muur gezet en verplicht tot een zeer dure revindicatie procedure via de beslagrechter, dit in poging te bewijzen dat hun eigendom wel degelijk hun eigendom is. De rechtspraak over de revindicatievorderingen is zeer streng en het bewijs dat men ter zake moeten kunnen leveren is bijna onmogelijk.

De vrienden of familie moeten bij de revindicatie procedure alle mogelijke facturen voorleggen evenals het bewijs van de betaling ervan, maar de beslagrechter kan hier heel eenvoudig overeen stappen door te stellen dat deze stukken enkel bewijzen dat de familie of vrienden mogelijk ooit eigenaar geweest zijn zonder het bewijs te leveren dat zij bij de beslaglegging nog exclusief eigenaar waren van deze goederen. Zelfs wanneer de hulpverlenende vrienden of familie deze dure gerechtsprocedure winnen, zullen zij niet gecompenseerd worden voor de rechtsplegingvergoeding van de advocaat die ze onder de arm namen, een vergoeding die in deze gevallen ten laste gelegd wordt van de beslagene. Dat dit de relatie tussen hulpverlenende vriend of familie en hun sukkelaar die ze in huis hebben genomen absoluut niet ten goede komt mag duidelijk zijn. Vaak worden door dergelijke praktijken de laatste sociale bruggen voor hulpbehoevende opgeblazen.

Ook de ambtenaren bij overheidsdiensten zoals OCMW zijn zich van deze juridische kennis maar al te goed bewust maar niet tegenstaande die juridische kennis maken we toch regelmatig mee dat een hulpbehoevende sukkelaar en zijn barmhartig Samaritaan tijdens een OCMW-bezoek door een sociaalassistent worden geadviseerd en aangemoedigd om toch gewoon de sukkelaar te laten registreren waar hij slaapplaats heeft. Wanneer enige tijd later dan een beslag valt steekt de ‘goede adviseur’ de handen in onschuld. (Het vraagt heel wat kennis en vooral ervaring om bij dergelijk beslag het goed en haven te vrijwaren van uitvoering, zoals we reeds optekende via de rechtbank is het te duur en het maakt te weinig kans, praktijkervaring is de way to go…)

Op basis van nationale en zeker ook internationale wetgeving en verdragen kan men onmogelijk de rechten van een ingezetene koppelen aan het hebben van een verblijfplaats of een woonplaats. Een en ander is strijdig met het Europees verdrag van de rechten van de mens en met artikel 23 van de Belgische grondwet naast andere grondwettelijke bepalingen. Het komt daarom de administraties toe die mensen te erkennen die geen vaste woonplaats of verblijfplaats hebben en hen in de toekomst geen rechten meer te ontzeggen. Dit klinkt allemaal mooi maar binnen België wordt dit herleid tot stoffige theorie en dode letter des wet.

Het is schrijnend te moeten vaststellen dat mensen die ambtshalve afgeschreven zijn administratieve moeilijkheden blijven ondervinden bij het bekomen van hun meest fundamentele rechten. Zij worden als dusdanig mensen zonder papieren, ‘persona non grata’ en aldus worden ze ook zo behandeld. De wetgever heeft op een bepaald ogenblik gedacht een en ander te kunnen oplossen met het referentieadres. Het leek de bedoeling van de wetgever om de personen die geen vaste woon- of verblijfplaats hadden de mogelijkheid te bieden zich administratief te laten regulariseren door een referentieadres te kunnen nemen bij een vriend, familielid, VZW met de gepaste statuten en tien jaar rechtsaansprakelijkheid, of zelfs een overheidsinstelling zoals een lokaal OCMW-kantoor. Een praktisch oplossing voor een onpraktisch maatschappelijk probleem, zeer goed initiatief mochten de uitvoerende vertegenwoordigers van de overheid de theorie van hun broodheer ook in de dagdagelijkse praktijk willen toepassen. In die dagdagelijkse praktijk echter krijgt de burger af te rekenen met onwillige, zich met discretionaire bevoegdheid gewapende ambtenaren.

We stellen vast dat heel wat gemeentebesturen zeer weigerachtig blijven om een referentieadres toe te staan tenzij de vertrekkende partij het lokaal OCMW is. En de meeste OCMW ’s zijn op zijn zachts gezegd terughoudend in het verstrekken van deze maatschappelijke dienstverlening. Vaak koppelen de ambtenaren en politiekers binnen de OCMW ‘s een en andere van voorwaarden aan hun goodwill tot verstrekking referentieadres. Onrechtmatig en tekenend voor hun machtsmisbruik eist men vanuit het OCMW vaak dat de betrokkene zich laat begeleiden door hun OCMW diensten, voorwaarden die nergens gesteld worden binnen de wet en waarbij de OCMW benadering een à la tête du client loketbenadering is die de betrokken steunzoeker vaak in een al te strak keurslijf wenst te duwen waar niet elke persoon klaar voor is of bereid toe is en uiteindelijk gewoon louter hoofdzakelijk het OCMW agenda moet dienen, de betrokkene ontmoedigen en ontraden. De betrokken steunzoeker krijgt – zeker indien betrokkene blank & Nederlandstalig is – vanuit het OCMW meestal een advies in de vorm van een vraag; ken je niemand in de familie of vriendenkring waar je terecht kan……

Een van de andere voorwaarden die men bij tal van OCMW ‘s vaak oplegt aan de betrokkene is het instappen in een collectieve schuldenregeling, alweer een regeling die prima past in de agenda van de OCMW ‘s maar beslist niet voor elke betrokkene de beste oplossingen op maat bied.

De collectieve schuldenregeling is een benadering van de overheid in het insolventierecht waarbij men bepaalde categorieën van schuldenaars wou veiligstellen ten aanzien van hun schuldeisers. Het leefgeld dat men hierbij aan de betrokken sukkelaar uitkeert ligt in de praktijk veel lager dan wat bij wet werd voorzien. De wettelijke minima worden in heel wat gevallen niet gerespecteerd en de leefgelden worden bovendien vaak ontijdig en met veel vertraging uitbetaald, maar wie van de OCMW behoeftige durft, of weet hoe men tegen het OCMW iets kan ondernemen….

Ook wie denkt dat een collectieve schuldenregeling beschermt tegen beslag denkt in de verkeerde richting…. De boedelschulden kunnen immers door beslag worden uitgevoerd en het is even verkeerd te denken dat een collectieve schuldenregeling tot volledige kwijtschelding leidt gezien heel wat schulden buiten het toepassingsgebied vallen van het artikel van het Ger.W. dat de kwijtschelding mogelijk maakt. Op ons kantoor en op het internet mochten we duizenden reacties vernemen van mensen die zich bekocht en verkocht voelen in dergelijk collectieve schuldenregeling die hen in een totaal onleefbare situatie heeft gebracht. De meeste sukkelaars die zich laten overhalen om in collectieve te stappen komen te laat tot inzicht. Het aantal mislukkingen bij de collectieve schuldenregeling is dan ook zeer groot.

Wat we vaak horen van mensen die in collectieve schuldenregeling zitten is het gebrek aan communicatie en zelfs respect, dit vormt vaak de directe of indirecte aanleiding tot de herroeping van vele collectieve schuldenregelingen. Na deze herroepen collectieve schuldenregeling staat de schuldenaar opnieuw met de billen bloot aan de bedreigingen van deurwaarder en beslag. Opnieuw ziet de schuldenaar de noodzaak op zoek te gaan naar een aparte woonplaats.

Zien: Schuldenindustrie

CONTACTEER ONS