SOCIALE FRAUDE
Situering maatschappelijk probleem
Een probleem dat bij de overheid geen oplossing vindt komt meestal wel tot een oplossing binnen de privémarkt. Zonder hier een standpunt in te nemen over het verschijnsel op zich, huisjesmelkerij is binnen onze samenleving een mes dat aan twee kanten snijdt.
De frustratie bij minvermogende hun zoektocht naar een eenvoudige goedkope woon entiteit is vaak zeer groot bij sociaal zwakkere in onze samenleving.
De terughoudendheid bij vastgoed eigenaars om te verhuren aan sociaal zwakkere is nochtans ook vanuit hun optiek goed te begrijpen. Wie geen ambtenaar is en toch diensten verleent of verhuring doet aan mensen die overleven in de marge van onze samenleving is niet beschermt door de overheid, vanuit de privé dergelijke activiteiten en diensten verlenen is beslist niet zonder gevaar. Steeds bestaat voor de verhurende of dienstverlenende partij het gevaar om vanuit justitie te worden aangevallen. Men bekomt zeer kwetsbaar als men omgaat met zwakkere in de samenleving, guilty by acquaintance or association, vrienden en klanten van vandaag kunnen de vijanden van morgen worden. Tal van dienstverleners uit de privé hebben pijnlijke ervaringen en worden steeds voorzichtiger.
Binnen de groep van de maatschappelijk zwakkere moeten jammer genoeg de goeie het mee bekopen voor de slechte, kunnen goeie mensen die zwak staan het vaak nog weinig begrip of vertrouwen genieten binnen de reguliere woonmarkt, nog erger wordt het wanneer ze aangewezen zijn op een huurwaarborg van het OCMW.
Weinig verhuurders worden vrolijk van het vooruitzicht te verhuren via tussenkomst van een overheidsinstantie als het OCMW. Verhuurders weten dat zij als privaat persoon bij problemen met minvermogende OCMW-klant een tegenpartij gaan hebben die veel kans steun blijft vinden binnen het vangnet van het OCMW. Een OCMW van de overheid geniet politieke steun, ook hebben alle OCMW-ambtenaren dezelfde broodheer als de rechter die gaat oordelen over een geschil… Als verhuurder van privé vastgoed sta je alleen, heel alleen.
Een huurder uit je pand laten uitzetten is niet eenvoudig, vaak krijgt men als verhuurder van de rechter te horen; ‘de huurder vertoonde de afgelopen maanden toch de goodwill en de intentie om te betalen?’ Vervolgens ziet men als verhuurder door de rechter de kan voor zich uitgeschopt….
Tal van verhuurder zien dat risico niet meer zitten, bijgevolg moeten ook veel sociaal zwakkere op zoek naar een betaalbaar alternatief om met alle administratie in orde te blijven.
Situering krotverhuur
Voor de Belgische justitie zijn wettelijke begrippen zeer rekbaar om tot een veroordeling of verbeurdverklaring van geld & goed te komen. Door een pand met domicilieadres te bestempelen als een krot kan dat voor justitie tal van voordelen meebrengen. Vaak voldoet een eenvoudige woon entiteit immers niet aan de kwaliteitsvereisten waaraan elke woning in het Vlaamse Gewest moet voldoen, artikel 23 van de Grondwet. De concrete vereisten worden vastgelegd in een technisch verslag, dat als bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 werd gevoegd.
Hierbij wordt door de overheid totaal geen onderscheid gemaakt of de woon entiteit wordt verhuurd, wordt ter beschikking gesteld, louter dient voor domicilieadres of leeg staat. Zodra een woon entiteit fysiek wordt ingericht als woning – en dus een huisvestingsbestemming heeft gekregen – valt zij onder de bepalingen van de woningkwaliteitsbewaking.
Het verhuren, te huur of ter beschikking stellen van woningen of kamers met een gebrek is strafbaar op basis van artikel 20 van de Vlaamse Wooncode. Hierbij wordt dus enkel de verhuurder als secundaire fraudeur geviseerd.
Tal van verhuurders zijn zich niet bewust van de ernst en de risico’s die ze nemen. In de zoektocht van parket en politie, speurend naar potentieel beslagbaar vermogen krijgt de secundaire fraudeur (= de verhuurder) vaak meer politie aandacht dan de primaire fraudeur.
Bij een veroordeling van de primaire fraudeur valt voor justitie de schorsing van de sociale uitkering vlot te bekomen maar het innen van een geldboete en verbeurdverklaring van vermogensvoordeel blijft meestal beperkt tot een papieren tijger, een stukje window dressing binnen de begroting. Justitie binnen België is een industrie, er moet geld binnenkomen…
In uitvoering van het strafrecht zal binnen de eindvordering van de procureur dus vaak ook sprake zijn van het vermogensvoordeel van de verhuurder, secundaire fraudeur. Het beslagbaar vermogen van de secundaire fraudeur is immers vlot zichtbaar voor justitie, voor de autoriteiten maakt dit dat de secundaire fraudeur interessant is om te vervolgen.
Een gerechtelijk vooronderzoek kan een perverse realiteit worden die vaak gestuurd wordt vanuit de politie, niet zelden zal een politiebeambte de primaire fraudeur ertoe aanzet om zich op te werpen als slachtoffer van de verhuurder “de oplichter-fraudeur, een huisjesmelker”…
Als lezer denk niet, de politie is uw beste vriend. Dien te weten, de politie kiest zijn eigen vrienden tot ze opgebruikt zijn…
Je staat ervan te kijken hoe sommige frauderende betrokken partijen tips en ideeën krijgen aangereikt van de politie opdat men bij derden tot een veroordeling kan komen…
Tijdens het vooronderzoek krijgt de secundaire fraudeur – de verhuurder – dus vaak meer tenlastelegging op zijn conto gespeld dan de secundaire fraudeur die eerder de sociale fraude pleegde.
Het misdrijf krotverhuur kan geverbaliseerd worden door de agenten en officieren van gerechtelijke politie en door de wooninspecteurs en verbalisanten van de Vlaamse Wooninspectie (agentschap Inspectie RWO van de Vlaamse Overheid). Aangezien voldoende technische kennis vereist is zal in het overgrote deel van de gevallen het verbaliseren gebeuren door de ambtenaren van het agentschap Inspectie RWO.
Betreft het misdrijf krotverhuur kan de primaire fraudeur worden gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een geldboete tot 125.000 euro. Daarbij komt ook nog dat de ontvangen huurgelden verbeurdverklaard kunnen worden als illegaal verkregen vermogensvoordeel.
Krotverhuur en domiciliefraude
Zelfs indien een kleine kamer verhuurd wordt met het oog op het verstrekken van een domicilieadres ook dan dient deze kamer te voldoen aan de minimale kwaliteitsvereisten. Zo niet zal de verhuurder schuldig zijn aan het misdrijf krotverhuur.
Personen die kleine kamers ter beschikking stellen als postbusadres of domicilieadres, lopen dus tevens het bijkomende risico te worden vervolgd voor krotverhuur, zelfs als de huurder deze kamer nooit bewoont. Verhuur op zich is immers voldoende; de strafbaarstelling vereist niet dat de kamer effectief bewoond wordt door de huurder. Hier heeft men als verhuurder duidelijk iets om van wakker te liggen!
De federale huisjesmelkerij, zoals voorzien in artikel 433 decies en volgende van het Strafwetboek, bestraft diegene die misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare administratieve of social precaire situatie positie van iemand, met de bedoeling een abnormaal profijt te verwezenlijken door die persoon een goed te verhuren in strijd met de menselijke waardigheid. Het is dus absoluut niet uitgesloten dat de verhuurder van een eenvoudige kamer of domicilieadres eveneens schuldig wordt bevonden aan huisjesmelkerij. Deze verhuurder aansprakelijkheid verklaard ook het schaarse aanbod van domicilie adressen en eenvoudige woon entiteiten op de Belgische markt.
Verhuurders risico als secundaire fraudeur
Domiciliefraude op zich zal meestal geen vermogensvoordeel opleveren. Het is vaak de overtreding van andere regelgeving, gebaseerd op de inschrijving in de bevolkingsregisters, die wel een vermogensvoordeel zal genereren. Te denken valt uiteraard aan sociale uitkeringen en allerhande belastingen.
Domiciliefraude is dus zelden een doel op zich, wordt vaak gepleegd met het oog op vooruitzicht van andere fraude, niet zelden sociale huisvesting & uitkeringsfraude. Als burger is men rechtstreeks strafbaar op basis van de wet over de bevolkingsregisters wegens domiciliefraude maar vaak is men ook strafbaar op basis van andere reglementering.
De COL besteedt ook aanzienlijke veel aandacht aan wat men noemt de secundaire fraudeurs. De COL benadert het fenomeen domiciliefraude in zijn geheel, dus inclusief de aanpak van de secundair fraudeur en zijn mededaderschap aan sociale fraude. Het uitgangspunt van de COL is; wanneer een kandidaat-fraudeur geen domicilieadres vindt, zal hij ook niet kunnen frauderen. Maar zulke redenering in hoofde van de overheid is natuurlijk wel weer heel erg kort door de bocht genomen.
Sommige ambtenaren bij politie en parket beperken het strafdossier niet tot domiciliefraude en inbreuken op de regelgeving ruimtelijke ordening, krotverhuur en sociale fraude. Ze durven de tenlastelegging in het strafdossier voeden met misbruik van vertrouwen, schriftvervalsing, zelfs witwassen en soms zelfs corruptie. (Dat het bij corruptie vaak de politie is die met het handje openstond wordt met de mantel der liefde bedekt)
Met de ten laste legging van corruptie is men bij de parketten de laatste jaren wel wat voorzichtiger geworden wegens de kans op het “backfire effect”. De afgelopen jaren werd menig onderzoek naar domicilie fraude in de kiem gesmoord nog voor het goed op gang kwam of richting parket ging, dit omwille van de corruptie bij betrokken ambtenaren. De overheid had risico bij hun eigen mensen uit te komen en aldus in eigen voet te schieten…
Zo zijn er o.a. in Antwerpen de afgelopen jaren reeds meerdere gevallen geweest waarbij wijkagenten “even werden apart genomen door een overste voor een privégesprek”, de overste hen wijzende op het boven water komen van strafbare feiten… Hier geen correctionele vervolging natuurlijk, maar wel de mantel der liefde het politieambt waardig, hooguit een waarschuwing, weg promovering, schoring met behoud van het loon, vervroegd met pensioen. Dient het nog gezegd dat de overheid altijd “zeer streng” voor haar vertegenwoordigers is wanneer corruptie boven water komt?
Verbeurdverklaringen en andere sancties
Verbaliserende ambtenaren en opsporingsbevoegdheden
Niet alleen agenten en officieren van gerechtelijke politie binnen de lokale en federale politie, ook de sociaal inspecteurs, genoemd in artikel l6 van het Sociaal Strafwetboek zijn bevoegd voor de opsporing van inbreuken genoemd in het Sociaal Strafwetboek.
Bepaalde sociaal inspecteurs krijgen daarvoor de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur. De processen-verbaal die opgemaakt zijn door de sociaal inspecteurs hebben bewijskracht tot het tegendeel door de burger bewezen is!!! Probeer als burger maar eens het tegendeel te bewijzen…
Artikelen 100 tot 105 van de Programmawet (I) van 29 maart 2012. B.S. 6 april2012 kennen onder de titel ‘Controle op het misbruik van fictieve adressen door de gerechtigden van sociale prestaties’ bovendien de bevoegdheid toe aan de sociaal inspecteurs om verbruiksgegevens van water, elektriciteit en gas op te vragen bij de nutsbedrijven of de distributienetbeheerders, indien zij op basis van andere elementen in het kader van een onderzoek vermoeden dat een gerechtigde ergens gebruik maakt van een fictief adres waarop hij geen aanspraak kan maken. De nutsbedrijven of de distributienetbeheerders dienen de verbruiksgegevens binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de aanvraag over te maken. Zie ook:
Inbreuken volgens het Sociaal Strafwetboek
Volgens de Belgische justitie levert sociale fraude door domiciliefraude zowel bij de primaire als bij de secundaire fraudeur vermogensvoordelen op. Artikel 42, 3° Sw. Die geraamde vermogensvoordelen kunnen bijgevolg in beslag genomen worden met het oog op latere verbeurdverklaring. De vermogensvoordelen van de primaire fraudeur moeten worden teruggegeven aan de benadeelde instelling van sociale zekerheid. Artikel 43bis Sw.
Verbeurdverklaard vastgoed en vermogensvoordeel van de secundaire fraudeur kan in de Staatskas verdwijnen.
Voor de primaire fraudeur zullen vooral artikelen 232, 233 en 235 van het Sociaal Strafwetboek van toepassing zijn (respectievelijk valsheid en gebruik van valse stukken, onjuiste of onvolledige verklaringen betreffende de sociale voordelen en oplichting in het sociaal strafrecht). Deze misdrijven worden bestraft met een sanctie van niveau 4.
Voor de secundaire fraudeur (=de verhuurder) geldt vooral artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek (oplichting in het sociaal strafrecht): de secundaire fraudeur kan worden geacht te hebben bijgedragen aan – of het orkestreren van – de sociale fraude, zelfs zonder dat de verhuurder de directe begunstigde van van de fraude hoeft te zijn.
De verhuurder bekomt het stempel van secundaire fraudeur – guilty by acquaintance or association – door het samenlopen of verbonden zijn met de sociale fraude die de primaire fraudeur pleegde.
We blijven ze tegenkomen, naïeve burgers die ter goede trouw geloven dat men in België niet kan worden veroordeeld zonder dat justitie bewijzen heeft. Niets is echter minder waar binnen praktijken van de Belgische justitie. Zelfs indien artikel 235 van het Sociaal Strafwetboek in hoofde van secundaire fraudeur niet zou kunnen bewezen worden, ten alle tijden kan het parket nog altijd gemakkelijk teruggevallen op andere mogelijk door de verhuurder gepleegde misdrijven zoals “krotverhuur”, stedenbouwkundige inbreuken, …..
Laat duidelijk zijn, voor justitie is het vaak moeilijk om ten volle te recupereren van een primair fraudeur, recupereren of beslag leggen bij de verhuurder daarentegen is als een wandeling in het park.
Voor het parket is de verhuurder immers hoogstwaarschijnlijk een vermogende partij en dus alle pijlen die de onderzoekers daar op richten kunnen voor de overheid geld opleveren. De verhuurder wordt voor de Belgische justitie the sitting duck!
Administratieve en strafrechtelijke sancties
De inbreuken worden door artikel 101 van het Sociaal Strafwetboek ingedeeld in vier categorieën.
Voor inbreuken die bestraft worden met een sanctie van niveau 2 tot en met 4 heeft de strafvervolging steeds voorrang. Een sanctie van niveau 4 kan bestaan uit een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro, een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro.
Zowel de strafrechtelijke geldboete als de administratieve geldboete worden vermeerderd met de opdeciemen. Voor misdrijven gepleegd vanaf 1 januari 2012 komt dit neer op een vermenigvuldiging met 6. Dus uiteindelijk kan de strafrechtelijke geldboete begroot worden tot liefst 36.000 euro, zesendertigduizend euro !
HEEFT U NOG EEN VRAAG?