HOOFDVERBLIJFPLAATS

Aangifte van adreswijziging dient door de burger te gebeuren bij de gemeente, dit binnen de acht werkdagen na vestiging van een nieuwe hoofdverblijfplaats. Bij niet naleven van deze termijn kan de overheid als sanctie voorzien in een geldboete. Binnen de acht werkdagen na de aangifte dient de lokale overheid een onderzoek naar de reële verblijfplaats van de burger uit te voeren. Artikel 7, § 4 KB over de bevolkingsregisters.

De regelgeving over de bevolkingsregisters bepaalt nergens door wie dit onderzoek dient te gebeuren, maar ingevolge de omzendbrief van 1 december 2006 zal dit onderzoek door de lokale politie (wijkagent) gebeuren.

Gelet op de intensieve onderzoeksdaden die de politie mag uitvoeren zal de termijn van acht werkdagen vaak overschreden worden. De overheid voorziet echter geen sancties wanneer haar vertegenwoordiger – de politie – de vastgelegde termijn van 8 dagen overschrijdt. Het is voor de overheid belangrijker dat het onderzoek diepgaand en volledig gebeurt dan dat de vastgelegde termijn door haar vertegenwoordiger wordt nageleefd. (dus zoals we vaak zien in België, de overheid leeft haar eigen regels niet na)

Het onderzoek houdt in dat wordt nagegaan of de betrokken burger effectief daadwerkelijk zijn hoofdverblijfplaats heeft op het adres dat door betrokkene werd opgegeven en het is tegelijk een onderzoek naar de gezinssamenstelling.

Het onderzoek of een bepaalde persoon er effectief woont, houdt in dat moet nagegaan worden of betrokkene er zijn hoofdverblijfplaats heeft. Daarvoor word een drietraps toets toegepast, nl. (i) heeft de betrokkene er effectief de beschikking over een woning, (ii) wordt die woning effectief bewoond door de betrokkene en (iii) heeft de betrokkene de bedoeling er zijn hoofdverblijfplaats te vestigen.

De hoofdverblijfplaats wordt door artikel 3 van de wet over de bevolkingsregisters gedefinieerd als de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft. De hoofdverblijfplaats is dus de plaats waar men voor de overheid en de medeburgers aan te treffen is, omdat men daar het grootste deel van het jaar verblijft.

De wet beschouwt als hoofdverblijfplaats de plaats waar de betrokken persoon effectief de beschikking heeft over een woning, die hij echt blijkt te bewonen en die hij betrekt met de bedoeling er zijn hoofdverblijf te vestigen, dat wil zeggen er de verblijfplaats van te maken van waaruit hij deelneemt aan het maatschappelijk verkeer, waar hij zich terugtrekt voor zijn privéleven, waar het centrum ligt van zijn gezinsleven en waar hij, zo hij een bedrijvigheid buitenshuis uitoefent, na de dagtaak regelmatig terugkeert en er gewoonlijk verblijft (R.v.St., LAMBRECHTS, nr. 28.317, 30 juni 1987; R.v.St., FRANCOIS, nr. 37.576, 10 september 1991; R.v.St., PANHUYZEN, nr. 52.415, 22 maart 1995; R.v. St., SMEERS e.a., nr. 60.752, 4 juli 1996; R.v.St., DE VLIEGHERE e.a., nr. 81.422, 29 juni 1999; R.v.St., VAN DEN BOGAERT e.a., nr. 82.258, 14 september 1999). Artikel 16,§ 1 van het KB over de bevolkingsregisters voegt daar onmiddellijk aan toe dat de bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar.

Het koninklijk besluit en de rechtspraak van de Raad van State vullen deze definitie verder in. Uit de gehanteerde definitie blijkt al onmiddellijk dat een hoofdverblijfplaats een zekere duurzaamheid vereist (‘gewoonlijk leven’). Het bepalen van een hoofdverblijfplaats is ook gebaseerd op een feitelijke situatie, gecombineerd met de bedoeling om van een verblijfplaats de hoofdverblijfplaats te maken. Een bedoeling alleen volstaat niet.

Onze ervaring wijst uit dat dit in theorie allemaal veel eenvoudiger van toepassing is dan in de praktijk. Wat bijvoorbeeld in de gevallen wanneer een vertegenwoordiger van de overheid – de politie en bevolkingsdienst – inzake bepaling hoofdverblijfplaats er een andere mening op nahoud dan de burger. Het spreekt voor zich dat het bepalen van de hoofdverblijfplaats en het tot stand komen van een registratie bij de bevolkingsdienst dan niet altijd zo vanzelfsprekend en voor de hand liggende is.

De politie beambte die een negatief verslag uitbrengt doet dit meestal met de motivering dat betrokkene niet zijn hoofdverblijfplaats heeft op het adres waar betrokkene de aanvraag tot registratie deed. Uit ervaring weten we dat deze vaststelling en negatief advies van de politie beambte inzake bepaling van de hoofdverblijfplaats vaak op grond van realiteit is. Uit onze praktijk ervaring weten we dat mensen nadat ze een pand ter beschikking krijgen soms niet daadwerkelijk hun intrek nemen in het pand, er hun hoofdverblijfplaats niet daadwerkelijk vestigen, de opgegeven hoofdverblijfplaats blijkt in dergelijke situatie louter illusoir te zijn. Niet verwonderlijk wanneer de overheid dergelijke aanvraag tot inschrijving dan vervolgens weigert.

Wie rechten heeft gestudeerd weet dat de wetten – vooral de fiscale wetten – van België bijna altijd tot stand komen achter de deuren van bepaalde advocaten kantoren, hierbij bij aanvang reeds voorzien in een aantal uitzonderingen. Ook het systeem rond de rijksregisters voorziet in mogelijkheden waarmee men ingeschreven kan blijven of ingeschreven kan worden binnen de rijksregisters hoewel men niet (meer) aan te treffen is op de voorheen gekende hoofdverblijfplaats.

Een mens kan immers in omstandigheden terecht gekomen zijn, waardoor men – tijdelijk – niet meer in de mogelijkheid verkeerd in beschikking tot een ‘hoofdverblijfplaats’ zoals we dit begrip kennen dat algemeen centraal staat in de wet over de bevolkingsregisters en zoals we deze bepaling in de ‘doorsnee samenleving’ kennen. Onder de wet en het koninklijk besluit bepaalde voorwaarden kan men dan toch nog ingeschreven blijven zolang men aan de voorwaarden voldoet.

De burger die onder deze in de wet en het koninklijk besluit bepaalde voorwaarden kan worden ingeschreven in de rijksregisters heeft dus niet noodzakelijk de registratie op zijn hoofdverblijfplaats, maar kan wel gecontacteerd worden en behoud al zijn rechten, inclusief de sociale rechten.

Volgens de algemene regels moet men worden ingeschreven, daar waar men effectief het grootste deel van het jaar verblijft, op de hoofdverblijfplaats. Dankzij de uitzonderingen op de algemene regel kan men restrictief & creatief handelen binnen het wettelijk kader.

Het onderzoek en de vaststelling van de hoofdverblijfplaats gebeurt door de politie op basis van verschillende elementen. Na afloop van dit onderzoek, en binnen twintig dagen na de datum van aangifte wijziging hoofdverblijfplaats, geeft de gemeentelijke overheid er aan de gemeente van de vorige verblijfplaats ofwel kennis van dat de betrokkene ingeschreven is in de registers (gebruik van het inschrijvingsbewijs model 3), ofwel dat zijn aanvraag om inschrijving geweigerd is (gebruik van het attest van niet-inschrijving model 4). De datum van inschrijving is in beginsel de datum waarop de aangifte van verblijfsverandering werd verricht. Indien echter bij het onderzoek van de reële verblijfplaats duidelijk zou blijken dat betrokkene op het ogenblik van de aangifte van verblijfsverandering nog niet zijn hoofdverblijf kon hebben op het desbetreffend adres, kan de inschrijving gebeuren op een latere datum, maar nooit later dan de datum van de positieve woonstvaststelling. De datum waarop door de bevolkingsdienst van de gemeente het IT 001 effectief wordt bijgewerkt, wordt automatisch geregistreerd in het IT 251 (datum van de bijwerking van de hoofdverblijfplaats) (cfr. de omzendbrief van 6 april 2011 van de Dienst Rijksregister – IT 251: Datum bijwerking hoofdverblijfplaats)

Uit artikel 3 van de wet en artikel16,§ 1 van het KB kunnen onmiddellijk een aantal belangrijke principes worden afgeleid:

1. De vaststelling van een hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie.

RvS 4 december 2007, nr. 177.560: het bepalen van de hoofdverblijfplaats van iemand is een feiten kwestie.

Er zal dus in de feiten nagegaan worden of iemand op een bepaalde plaats zijn hoofdverblijfplaats heeft. De bedoeling van iemand om op een bepaalde plaats zijn hoofdverblijfplaats te vestigen, volstaat dus niet voor het betrokken gemeentebestuur om de aanvraag tot registratie als inschrijving hoofdverblijfplaats te rechtvaardigen. Artikel16, § 3 wet op de bevolkingsregisters. Ook zo volgens RvS 7 januari 1986, nr. 26.007, R.W. 1986-87, 1920: dat met een intentie immers geen rekening kan gehouden worden wanneer het materieel element, de feitelijke bewoning, ontbreekt.

Tot slot dient gekeken te worden of de burger de bedoeling heeft om in die woning zijn hoofdverblijfplaats te vestigen, zijn intentie ook effectief gaat uitvoeren, m.n. of hij er wil deelnemen aan het maatschappelijke en sociale leven, waar hij zijn gezinsleven beleeft, …

De hoofdverblijfplaats kan beschreven worden als de plek waar iemand zijn pantoffels staan, waar zijn thuis is zodat deze door politie kan vastgesteld worden in de feiten.

2. Hoewel de bedoeling alleen niet volstaat,

speelt het intentionele element wel een rol bij de vaststelling van iemands hoofdverblijfplaats. Men moet niet enkel duurzaam verblijven op een bepaalde plaats; men moet dit ook doen met de bedoeling op die plaats zijn hoofdverblijfplaats te willen vestigen, nl. er het centrum van zijn belangen vestigen.

3. Artikel 16, § 1 van het KB over de bevolkingsregisters somt een aantal elementen op

die van belang zijn bij het beoordelen van die feitelijke situatie. Deze elementen zijn slechts voorbeelden van elementen waarmee rekening kan gehouden worden. RvS 26 mei 2008, nr. 183.377. De elementen werden ook niet in volgorde van belangrijkheid opgenomen. RvS 25 oktober 1995, nr. 56.024.

Er moet bij een beslissing over het vaststellen van iemand zijn hoofdverblijfplaats ook niet telkens rekening gehouden te worden met al deze elementen. RvS 9 januari 2012, nr. 217.145.

Het gaat hier dus over verschillende puzzelstukken die moeten verzameld worden om op basis daarvan een beslissing te maken over de plaats waar iemand zijn hoofdverblijfplaats heeft.

4. Er is voor de overheid slechts één hoofdverblijfplaats mogelijk.

Een burger kan meerdere verblijfplaatsen hebben (bv. in de week werkt hij op een bepaalde plaats en verblijft hij daar ook, terwijl hij in het weekend elders verblijft), maar hij kan slechts één hoofdverblijfplaats hebben en slechts op één plaats ingeschreven worden in de bevolkingsregisters. Een burger met meerdere verblijfplaatsen kiest in eerste instantie zelf zijn hoofdverblijfplaats door één van die verblijfplaatsen als hoofdverblijfplaats aan te geven; de vertegenwoordiger van de overheid zal daar controle op uitoefenen bij de woonstcontrole en daar al dan niet de burger op die plaats inschrijven in de bevolkingsregisters.

5. Men hoeft geen eigenaar te zijn,

GEEN titel, huurovereenkomst, of wat dan ook voor te leggen. Aangezien de vaststelling van de hoofdverblijfplaats voornamelijk is gebaseerd op een feitelijke situatie. Men hoeft dus geen eigenaar te zijn of bij de aangifte wijziging hoofdverblijfplaats GEEN document voor te leggen (bv. huurcontract) waaruit blijkt dat men op die plaats zijn hoofdverblijfplaats mag vestigen.

Om op een bepaalde plaats ingeschreven te worden in de bevolkingsregisters moet men immers aantonen dat men er zijn hoofdverblijfplaats heeft, niet dat men er zijn hoofdverblijfplaats mag hebben.

Dit heeft ook tot gevolg dat krakers moeten worden ingeschreven in de gekraakte woning wanneer uit een woonstcontrole blijkt dat zij daar effectief hun hoofdverblijfplaats hebben. Het betekent ook dat burgers moeten worden ingeschreven in onbewoonbaar verklaarde woningen, zelfs wanneer de burgemeester een woonverbod heeft uitgevaardigd.

Dit heeft eveneens tot gevolg dat clausules in huurovereenkomsten – dat het verboden is in het gehuurde goed zijn hoofdverblijfplaats te vestigen – niet verhinderen dat de huurders op dat adres toch moeten worden ingeschreven wanneer zij daar effectief hun hoofdverblijfplaats vestigen.

Los van de vraag of de huurders dan een contractuele inbreuk plegen ten aanzien van de verhuurder is het de politie en bevolkingsdienst die mag oordelen over de inschrijving in de bevolkingsregisters, deze ambtenaren binnen politie en bevolkingsdienst zijn niet gebonden door dergelijke contractuele clausules tussen twee burgerlijke partijen. De inschrijving in het bevolkingsregister doet immers geen uitspraak over de vraag of op een bepaalde plaats mag gewoond worden, enkel of men er woont.